Dutch » German

Translations for „ontlopen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ont·lo·pen <ontliep, h. ontlopen> [ɔntlopə(n)] VB trans

1. ontlopen (ontsnappen):

ontlopen
entkommen +dat
ontlopen
entgehen +dat
de dood ontlopen fig

2. ontlopen (mijden):

ontlopen
aus dem Weg gehen +dat
ontlopen
meiden +acc
elkaar ontlopen

3. ontlopen (uiteenlopen):

ontlopen
die twee ontlopen elkaar niet veel

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski