Dutch » German

Translations for „ontzeggen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ont·zeg·gen1 <ontzegde/ontzei, h. ontzegd> [ɔntsɛɣə(n)] VB trans

1. ontzeggen (weigeren):

ontzeggen
ontzeggen
iem de toegang/het recht ontzeggen

2. ontzeggen jur.:

ontzeggen
ontzeggen (bij vonnis)

3. ontzeggen (zeggen dat iem iets niet heeft):

ontzeggen
ontzeggen
ontzeggen

ont·zeg·gen2 <ontzegde/ontzei zich, h. zich ontzegd> [ɔntsɛɣə(n)] VB wk ww

ontzeggen zich ontzeggen (afzien van):

ontzeggen
ontzeggen form
zich elk genoegen ontzeggen

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski