Dutch » German

Translations for „patiënt“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

pa·tiënt [paʃɛnt]

patiënt [[o. pɑsjɛnt]] patiënt|en N m:

patiënt
Patient m
de particuliere patiënten van een arts
die Privatpatienten eines Arztes

Usage examples with patiënt

over een patiënt gaan
einen Patienten behandeln
een patiënt plat spuiten
einen Patienten ruhig stellen
een patiënt medicijnen ingeven
einem Kranken Medikamente geben [o. verabreichen]
de patiënt is wat benauwd
der Patient hat Atembeklemmungen
de toestand van de patiënt
der Zustand [o. das Befinden] des Patienten
de precaire toestand van een patiënt
der bedenkliche Zustand eines Patienten
de patiënt moet twee weken plat
der Patient muss zwei Wochen (lang) liegen
een patiënt ontslaan uit een ziekenhuis
einen Patienten aus dem Krankenhaus entlassen
de patiënt is de nacht goed doorgekomen
der Patient hat die Nacht gut überstanden
het gaat met de patiënt hard achteruit
mit dem Patienten geht es schnell abwärts
wat zijn de klachten van de patiënt?
welche Beschwerden hat der Patient?
alleen de wil om te leven redde de patiënt
nur der Wille zum Leben rettete den Patienten
de toestand van de patiënt is weer erger geworden
der Zustand des Patienten hat sich wieder verschlechtert

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular